Paragraaf 4 Financiering

Treasuryfunctie en -beleid
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. En dit op een zodanige wijze, dat risico’s en kosten worden geminimaliseerd en opbrengsten worden geoptimaliseerd.

De wettelijke kaders voor de uitvoering van de treasuryfunctie liggen onder andere vast in de wet financiering decentrale overheden (fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen en de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof). De kaders voor de treasuryfunctie zijn vastgelegd in het Treasurystatuut. Daarin ligt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Ook besteedt het treasurystatuut aandacht aan de bevoegdheden en administratieve organisatie.

Schatkistbankieren
Om beter kunnen voldoen aan de door Europa gestelde begrotingsdiscipline is sinds 15 december 2013 een daartoe strekkende wijziging van de wet Financiering decentrale overheden (fido) van kracht. Met ingang van die datum zijn decentrale overheden verplicht tot schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. Dit betekent dat overtollige kasmiddelen niet langer ‘in de markt’ uitgezet kunnen worden maar alleen bij 's Rijks schatkist, zijnde het ministerie van Financiën, en overige decentrale (mede)overheden. Dat is van grote invloed op de treasuryfunctie en het financieringsresultaat van decentrale overheden.

Uitzettingen uit hoofde van de publieke taak blijven voor decentrale overheden mogelijk. Zo kunnen ook na invoering van het verplicht schatkistbankieren leningen worden verstrekt aan derden of eigen vermogen aan verbonden partijen.
Daarnaast kunnen decentrale overheden er als alternatief voor het aanhouden van overtollige middelen in ‘Rijks schatkist voor kiezen om schulden af te lossen en/of aan elkaar leningen te verstrekken (los van de publieke taak).
Bij onderling te verstrekken leningen gelden twee voorwaarden. Ten eerste mag er geen verticale toezichtrelatie bestaan tussen geldverschaffer en lener en ten tweede dienen onderlinge leningen aan het CBS te worden gerapporteerd op een nog nader te bepalen wijze. Gelden mogen uitsluitend worden uitgezet in de vorm van hoofdsomgarantieproducten of vastrentende waarden.

Beleidskader 2018 - 2021
De huidige inschatting is dat de komende jaren sprake zal zijn van een zich stabiliserend en met ingang van 2019 zelfs afnemend financieringstekort dat onder de maximale overeengekomen grens van € 55 mln. zal blijven.
Ten opzichte van de voorspellingen in de niet vastgestelde begroting voor 2017 laat het herstelplan zich gelden: De verwachting is dat de omvang van de aangetrokken financiering vermindert. Hiervoor is het wel noodzakelijk de benodigde liquiditeiten uit de exploitatie te halen zodat aan de jaarlijkse aflossingen kan worden voldaan zonder per saldo nieuwe financiering aan te trekken.
Om de rentekosten zo laag mogelijk te houden wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het rekening-courantkrediet van de BNG van € 6,4 mln. en overige (korte termijn)mogelijkheden voor zover deze goedkoper zijn dan het BNG-rekening courant-tarief. Deze wijze van financiering wordt beperkt door de maximaal aan te trekken hoeveelheid korte middelen die tot uitdrukking komt in de kasgeldlimiet. Daarnaast zijn de verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de geldmarkt- en de kapitaalmarktrente uiteraard een belangrijke andere factor bij het bepalen van het tijdstip waarop en van de looptijd waarvoor eventueel gelden worden aangetrokken.
Pas wanneer het rekening-courantkrediet volledig is gebruikt en daarbij overschrijding van de maximaal toegestane termijn van 3 opvolgende kwartalen van de kasgeldlimiet dreigt, wordt op basis van de financieringsbehoefte en de liquiditeitenplaning de kapitaalmarkt betreden.
Met ingang van 2014 is het schatkistbankieren zonder leenfaciliteit verplicht waardoor het wegzetten van tijdelijk overtollige geldmiddelen bij onze huisbankier slechts voor 0,75% van het begrotingstotaal, hetgeen overeenkomt met ca. € 358.000, zal zijn toegestaan. Aangezien Voorschoten een structurele financieringsbehoefte heeft, is het schatkistbankieren van verwaarloosbare invloed op het Voorschotense treasurybeleid.

Omdat de rentevergoeding op de verplicht bij het Rijk aangehouden kasoverschotten achterblijft bij de geldende vergoedingen in de markt zal bekeken worden in hoeverre de aanvullende financieringsbehoefte kan worden aangetrokken van andere decentrale overheden. Dit is een mogelijkheid die onder het schatkistbankieren bestaat en die voor beide partijen beter rendeert dan het aanhouden van tegoeden in de vorm van deposito’s bij het Rijk.
Hierbij zal mogelijk gebruik worden gemaakt van de standaardisatie van contracten die BNG Vermogensbeheer B.V. (onderdeel van de Bank Nederlandse Gemeenten) kan bieden. Afhankelijk van de te betalen tarieven kunnen kapitaalmarktleningen ook worden aangetrokken via andere hierin gespecialiseerde financiële instellingen.

Financieringspositie 2018
Begin 2018 bestaat de beleggings- en financieringsportefeuille ad € 36,1 miljoen naar verwachting uit:

Tabel 130 Overzicht beleggings- en financieringsportefeuille

Uitgezette / aangetrokken middelen

Looptijd

Bedrag

Gemiddeld

Expiratie

1-jan-2018

rente

(x € 1.000)

percentage

Opgenomen gelden

Langlopende leningen

5 - 40 jaar

- 27.906

2,65

2018 - 2052

Idem in 2017 (nog) aan te trekken

- 11.180

0,50

2022

BNG rekening courant

- 4.816

0,0

Uitgezette gelden

BNG lening

15 jaar

4.800

3,97

2020

Leningen i.k.v. publieke taak

div.

2.984

div.

div.

Schatkistbankieren rekening courant

0

Saldo uitzettingen en opgenomen

-36.118

middelen


Ontwikkeling liquiditeit

In de berekening van de korte termijn, liquiditeitsprognose dienen de lange termijn-/ kapitaalmarkt posities buiten beschouwing te worden gelaten. Aldus gecorrigeerd heeft het bovenstaande overzicht van de beleggings- en financieringsportefeuille van begin 2018 naar verwachting een tekort van ca. € 16,0 miljoen in zich. Hiervan zal maximaal € 4,8 mln. gedekt mogen worden met kort geld (zie Kasgeldlimiet). Het restant zal aanvullend met zgn. lang geld moeten worden gedekt. Dit betekent dat in 2017 naar verwachting nog voor ca. € 11,2 mln. aan lange financiering aangetrokken zal moeten worden.

Net als in de concept-begroting voor 2017 is in navolgende balans is afgestapt van het tot in de begroting voor 2016 gehanteerde uitgangspunt om de meerjarenbalans op te stellen in de veronderstelling dat alle uit eerdere besluitvorming openstaande (investerings-) kredieten aan het eind van het lopende begrotingsjaar zijn uitgegeven. Uitgegaan wordt van een behoudende doch realistische inschatting van de ontwikkeling van de investeringsuitgaven van rond de € 4,0 miljoen per jaar. De oude handelswijze bracht immers met zich mee dat de gepresenteerde verwachte waarde van de rekening courant met het Rijk dan wel het financieringssaldo aan het begin van het begrotingsjaar voor de gerealiseerde onderuitputting op de investeringsuitgaven afwijkt van de waarde zoals die uit de jaarrekening zal volgen . Daarnaast kan onderuitputting optreden op de exploitatie; dit ‘risico’ blijft bestaan. Daarnaast is de ontwikkeling van de voorzieningen reeds gebaseerd op basis van het verwachte dekkingsbesluit om het onderhoud van de openbare ruimte op een niveau C uit te gaan voeren. De dotaties zijn aangepast op niveau C, en de onttrekkingen zijn op geschat op niveau C.

De onttrekkingen moeten nog worden herberekend en worden bij de actualisatie van de beheerplannen meegenomen. Van deze aanpassingen zal een hogere voorspellende waarde uitgaan voor de verwachte liquiditeitsontwikkeling en de in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing vermelde financiële kengetallen.
De in de financiële begroting en bijlagen opgenomen bedragen voor balansposten zijn uiteraard nog wel opgesteld conform de besluitvorming; van een aangepaste investeringsplanning, onderhoudsniveau C en daaruit volgend liquiditeitssaldo is daar geen sprake.
De geprognosticeerde balans voor 2017 - 2021 geeft het volgende beeld:

Tabel 131 Geprognostisceerde balans 2018-2021            (x € 1.000)

Boekwaarde per 31 december

2017

2018

2019

2020

2021

ACTIVA

Immateriële vaste activa

Bijdrage aan activa in eigendom van derden

9.000

9.000

9.000

9.000

8.700

Materiële vaste activa

Volgens staat C

53.480

55.150

56.668

58.074

59.385

Financiële vaste activa

Aan woningbouwcorporaties

1.426

984

509

0

0

Overige langlopende leningen u/g

6.358

6.299

6.245

1.391

1.372

Deelnemingen

290

290

290

290

290

Voorraden

MPG (bouwgrondexploitaties)

10.728

4.976

3.385

1.747

122

Uitzettingen < 1 jaar

Vorderingen openbare lichamen *

2.708

2.708

2.708

2.708

2.708

Rek Courant met Rijk

0

0

0

0

0

Overig *

3.403

3.403

3.403

3.403

3.403

Liquide middelen **

0

0

0

0

0

Overlopende activa *

3.345

3.345

3.345

3.345

3.345

Totaal activa/investeringen

90.737

86.154

85.552

79.957

79.324

PASSIVA

Eigen Vermogen

Algemene reserves

18.502

17.246

17.087

17.005

16.956

Bestemmingsreserves

10.909

10.210

9.826

9.442

8.702

Vreemd Vermogen

Voorzieningen

7.551

8.213

8.111

8.121

8.242

Vaste geldleningen

39.086

36.193

36.371

31.259

31.276

Kortlopende schulden < 1 jaar

Banksaldi ***

4.816

4.447

4.298

4.278

4.293

Overige schulden *

2.427

2.427

2.427

2.427

2.427

Overlopende passiva *

7.446

7.419

7.432

7.425

7.429

Totaal passiva/financiering

90.737

86.154

85.552

79.957

79.324

*Voor deze posten die eigenlijk uit de bedrijfsvoering volgen, is uitgegaan van het 2-jaarsgemiddelde van de jaarrekeningen over 2014 en 2015.
** Indien van toepassing is voor de post liquide middelen uitgegaan van het maximaal onder het schatkistbankieren aan te houden banksaldo van 0,75% van het begrotingstotaal.
*** De post banksaldi wordt bepaald op de kasgeldlimiet.


Tabel 132 Schuldpositie                        (x € 1.000)

Schuldpositie per 31 december

2017

2018

2019

2020

2021

1

Herfinanciering

3.600

5.836

11.626

7.987

7.911

2

Nieuwe financieringsbehoefte

12.396

1.554

4.476

-834

4.309

Financieringstekort (1 + 2)

15.996

7.390

16.102

7.152

12.221

-

waarvan kort gefinancierd

4.816

4.447

4.298

4.278

4.293

-

waarvan lang te financieren

11.180

2.943

11.804

2.874

7.928

Resulterende lange financiering

39.086

36.193

36.371

31.259

31.276

Netto schuldquote

90%

81,7%

82,3%

72,2%

72,4%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen

75%

67,2%

68,7%

69,4%

69,6%


In 2018 is naar verwachting sprake van een financieringstekort van € 7,4 mln. Hiervan wordt € 5,8 mln. veroorzaakt door herfinanciering van aflossingen en betreft € 1,6 mln. nieuwe financieringsbehoefte.
De in het kader van het ingestelde investeringsplafond doorgaande investeringen als in Knooppunt Voorschoten en Vlietwijk, de bijschrijvingen op de bouwgrondexploitaties en de aflossingen op de bestaande leningenportefeuille zijn de voornaamste oorzaken van de stijging van het financieringstekort tot 2018. Daarna zijn de aflossingsverplichtingen de voornaamste oorzaak voor het financieringstekort. In 2019 is sprake van aflossing van de enige ‘bullet’-lening van € 6,0 mln. (aflossing ineens).
Geconstateerd wordt dat met het volgen van de geactualiseerde investeringsplanning het overeengekomen schuldenplafond van € 55 mln. niet overschreden zal worden. Deze constatering wordt beïnvloed doordat in de prognose wordt uitgegaan van een realistisch jaarlijks investeringsvolume van € 4,0 mln. In het theoretische geval dat alle in 2017 en eerder beschikbaar gestelde kredieten nog in 2016 uitgevoerd zouden worden, zou ook begin 2018 sprake zijn van een onderschrijding met € 3,2 mln. van het maximale bruto leningen-plafond van € 55 mln.

Met het vaststellen van deze begroting wordt de verwachte omvang van het cumulatieve financieringstekort per ultimo 2018 van € 23,4 mln. als kader voor de tot eind 2018 (maximaal) aan te trekken financiering benoemd. De daadwerkelijk aan te trekken financiering is afhankelijk van de feitelijke realisatie en het gedeeltelijk in de behoefte voorzien door het aantrekken van kort geld tot maximaal de kasgeldlimiet, maar zal dit kader niet te buiten mogen gaan zonder instemming van de raad.
Schuldquote
Binnen de integrale financiering zal Voorschoten per 1 januari 2018 naar verwachting voor € 39,1 mln. aan langlopende geldleningen en € 4,8 mln. aan rekening courant aangetrokken hebben. Hierbij hoort een netto schuldquote van ongeveer 83,8%. Dit betekent dat per saldo sprake is van een schuldpositie van ongeveer 83,8% van de baten in de gemeentelijke exploitatie (vóór beschikking over reserves). De schuldquote loopt in 2018 af naar 81,7% en in 2019 op naar 82,3%. Daarna neemt de schuldquote af tot ca. 72% (zie tabel 130).

Renteontwikkeling 2018
Sinds de laatste aanpassing van 10 maart 2016 door de Europese Centrale Bank van het tarief voor de herfinancierings(refi)rente bedraagt deze de historisch lage 0,00 %. Banken kunnen dus om niet kort geld lenen bij de ECB. Op de interbancaire geldmarkt geldt evenwel een nog lager 3-maandstarief van –0,33 %.
Door een gestegen binnenlandse particuliere vraag alsook een stijgende uitvoer groeit de Nederlandse economie in 2017 met naar verwachting respectievelijk 3,0% bij een inflatie van 1,4 %. De korte rente handhaaft zich waarschijnlijk op het huidige niveau. De lange rentetarieven zullen onder invloed van het economisch herstel oplopen.
Uitgaande van het Economisch beeld van BNG van 18 augustus jl. wordt eind 2017 een korte (3 maands)rente van ca. -0,30 % verwacht voor kasgeld. De depositovergoedingen van het agentschap van het Ministerie van Financiën lopen daardoor ook in 2017 iets verder terug naar –0,5%. De verwachting voor de 10-jaarsrente aan het begin van 2018 bedraagt afgerond 1,0 %. De verwachte gemiddelde 10-jaarsrente over 2018 bedraagt 1,4 %

Resultaat externe rente 2018
Op basis van bovenstaande ontwikkelingen en verwachtingen wordt in 2018 per saldo een negatief rente- en beleggingsresultaat van € 495.000 geraamd. Dit saldo bestaat voor € 758.000 uit financieringslasten en voor € 263.000 uit rentebaten op verstrekte geldleningen

Risicobeheer
Alle treasury-activiteiten vinden plaats binnen de kaders, richtlijnen en limieten als vastgesteld in het Treasurystatuut en overige wetgeving (voor zover deze niet in het Treasurystatuut zou zijn verwerkt).

Toezichtnormen
De kasgeldlimiet stelt een bovengrens aan de netto-vlottende schuld en beperkt daarmee het renterisico op de korte schuld. De limiet wordt bepaald voor korte financiering met een rente-typische looptijd van maximaal 1 jaar en wordt gerelateerd aan het begrotingstotaal.
Met een begrotingstotaal van ca. € 52,3 miljoen bedraagt de kasgeldlimiet voor 2018 € 4.447.000 (8,5%).
Ten opzichte van de begroting voor 2017 neemt hierdoor het bedrag met € 348.000 af dat aan korte termijnfinanciering kan worden aangetrokken ter financiering van de publieke taak.

Onderstaande prognose van de ontwikkeling van de kasgeldlimiet geeft aan, dat begin 2018 reeds voor € 11,6 mln. aan aanvullende lange financiering aangetrokken dient te zijn na maximale financiering onder de kasgeldlimiet van € 4,4mln.
In de loop van 2018 loopt de behoefte aan aanvullende lange financiering verder op naar € 11,8 mln. (cumulatief) aan het eind van het vierde kwartaal.

Tabel 133 Prognose kasgeldlimiet               (x € 1.000)

Prognose kasgeldlimiet 2018 aan het begin van het kwartaal

1e kwartaal

2e kwartaal

3e kwartaal

4e kwartaal

Gemiddeld liquiditeitssaldo (bruto)

-15.996

-16.080

-16.165

-16.249

Kasgeldlimiet (incl. grex)

4.447

4.447

4.447

4.447

Ruimte onder de kasgeldlimiet

Overschrijding van de kasgeldlimiet

= aan te trekken lange financiering

-11.549

-11.634

-11.718

-11.802


Het renterisico op de vaste schuld mag de renterisiconorm in beginsel niet overschrijden. De renterisiconorm van 20% van het begrotingstotaal wordt in meerjarenperspectief alleen in 2019 overschreden. De aflossing van de enige ‘bullet’-lening van € 6,0 mln. is hier debet aan. De gepresenteerde overschrijding is in grote mate afhankelijk van de veronderstelling dat in 2017 en 2018 in totaal voor € 14,1 mln. aan lang vreemd vermogen wordt aangetrokken; valt dit lager uit en wordt een langere looptijd gekozen dan de standaardlooptijd van 5 jaar, valt de overschrijding wellicht geheel weg of wordt deze sterk verminderd. Ook valt te bezien in welke mate het begrotingstotaal voor 2019 afwijkt van hetgeen nu in het meerjarenperspectief wordt gepresenteerd omdat de renterisiconorm daar aan wordt gerelateerd.


Tabel 134 Renterisico vaste schuld                  
(x € 1.000)

Renterisico vaste schuld

2018

2019

2020

2021

1

Renteherzieningen

0

0

0

0

2

Aflossingen

5.836

11.626

7.987

7.911

3

Renterisico (1 + 2)

5.836

11.626

7.987

7.911

4

Renterisiconorm

10.463

10.113

10.066

10.100

5a

Ruimte onder renterisiconorm

4.627

2.079

2.189

5b

Overschrijding renterisiconorm

1.513

4a

Begrotingstotaal (incl grex)

52.315

50.563

50.328

50.500

4b

percentage regeling

20%

20%

20%

20%

4

Renterisiconorm

10.463

10.113

10.066

10.100

Wet Houdbare Overheidsfinanciën
Volgens Europese regelgeving mogen EU-lidstaten een begrotingstekort (EMU-saldo) hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). In 2013 is de Wet houdbare overheids-financiën aangenomen waarmee decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning leveren bij het streven te voldoen aan de Europese begrotingsdoelstellingen. De wet komt er op neer dat het begrotingstekort (lees: de geldschepping) door alle medeoverheden beperkt dient te blijven tot een jaarlijks afnemende afgeleide norm van voor 2018 inmiddels 0,3% van het bruto binnenlands product (bbp). Om hun EMU-saldo te kunnen monitoren zouden voor gemeenten en provincies jaarlijks individuele EMU-referentiewaarden worden gepubliceerd. Sinds 2015 heeft dit evenwel niet plaatsgevonden.
Eind september is het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen waarin de referentiewaarden voor 2018 wel/niet zullen worden voorgesteld. Ze kunnen pas 4 weken nadat de minister van Financiën de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd worden vastgesteld.

In de afgelopen kabinetsperiode zijn er geen overschrijdingen van de macronorm opgetreden en er zijn dan ook geen sancties opgelegd. Bestuurlijk was overigens overeengekomen dat op daadwerkelijke overschrijdingen geen sancties zouden volgen.
Dreigt de landelijke macronorm in de nieuwe kabinetsperiode overschreden te worden dan zullen wellicht maatregelen genomen worden waarbij de individuele referentiewaarden en eventuele overschrijding daarvan als aanknopingspunten dienen. Vooralsnog wordt een overschrijding van die landelijke norm evenwel niet voorzien.

In 2015 bedroeg de referentiewaarde voor Voorschoten uitgaande van de oorspronkelijke 0,5%-norm € 2,162 mln., voor 2018 is er dus vooralsnog geen referentiewaarde.
In onderstaand overzicht is de geactualiseerde berekening van de EMU-saldi voor de jaren 2017 tot en met 2021 weergegeven. Het zijn met name de uit 2016 en 2017 openstaande investeringen en de grondexploitatie die de overschrijdingen veroorzaken. Het EMU-saldo voor Voorschoten voor 2018 komt uit op - € 1,401 miljoen. Het betekent dat in EMU-termen de uitgaven € 1,401 miljoen groter zijn de inkomsten.

Tabel 135 Berekening Emu-saldo                     (x € 1.000)

Berekening EMU-saldo

Vraag

2017

2018

2019

2020

2021

Volgens realisatie tot en met juni 2017, aangevuld met raming resterende periode

volgens begroting 2018

+

1

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)

311

-1.397

234

547

536

+

2

Afschrijvingen ten laste van de exploitatie

2.509

2.593

2.690

2.697

3.134

+

3

Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie

269

2.400

1.501

1.604

1.724

-

4

Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd

13.969

2.932

3.251

2.314

2.534

+

5

Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4

17

0

0

0

0

6

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa:

+

Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord

0

0

0

0

0

-

7

Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan)

0

0

0

0

0

8

Baten bouwgrondexploitatie:

+

Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord

0

0

0

0

0

-

9

Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen

3.377

1.797

1.711

1.681

1.728

-

10

Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten

0

0

0

0

0

11

Verkoop van effecten:

11a

Gaat u effecten verkopen? (ja/nee)

nee

nee

nee

nee

nee

-

11b

Zo ja wat is bij verkoop de verwachte boekwinst op de exploitatie?

0

0

0

0

0

Berekend EMU-saldo

-14.239

-1.401

-805

582

864

*aangevuld met raming resterende periode

De raming voor 2017 laat een ver boven elke berekende referentiewaarde uitstijgend geldscheppend effect zien van € 14,2 miljoen dat in belangrijke mate valt toe te schrijven aan het openstaand investeringstotaal van € 14,0 mln. Afgezien van het feit dat niet verwacht wordt dat dit volledige bedrag in de resterende maanden van 2017 wordt uitgegeven (in de geprognosticeerde balans wordt uitgegaan van € 6,3 mln.) wordt daarnaast verwacht dat het in 2017 overschrijden van de maximaal toegestane referentiewaarde voor Voorschoten niet tot sancties zal leiden omdat de landelijk gerealiseerde norm over 2017, net als voorgaande jaren, weer binnen de norm zal blijven. Oorzaak is met name het planningsoptimisme bij investeringen.
VNG adviseert gemeenten dan ook om niet heel strak te sturen op de EMU-referentiewaarde. Tussen de decentrale overheden worden plussen en minnen ten opzichte van de individuele EMU-referentiewaarde namelijk gesaldeerd en strikte focus op de eigen norm leidt mogelijk tot een onnodig uitstel van investeringen door gemeenten.

De EMU-systematiek werkt daarnaast op een andere manier dan het baten-lastenstelsel dat decentrale overheden hanteren. Investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves tellen bijvoorbeeld niet mee in de uitkomst in het baten-lastenstelsel, maar tellen wel door in het EMU-saldo. Bij een sluitende begroting kan een gemeente daardoor toch een negatief EMU-saldo hebben.
In plaats van focus op het EMU-saldo kunnen gemeenten beter sturen op de ontwikkeling van de hoogte van de schuld. Als Voorschoten hebben wij aandacht voor de financieringspositie van onze gemeente via de jaarstukken en begroting en de daarin verplicht opgenomen paragrafen Financiering en Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Voor het begrotingsjaar 2018 en de jaren daarna wordt een afnemende geldschepping verwacht zij het dat deze toe zal nemen naarmate meer investeringen later gerealiseerd zullen gaan worden.

Indien de voortgang van de jaarrekening over 2018 een vergelijkbare uitkomst te zien geeft en de toegestane geldschepping wordt overschreden, kan het nodig zijn maatregelen te nemen om eventuele sancties te voorkomen.

Maatregelen ter beperking EMU-saldo: investeringsplafond
Zoals eerder is aangegeven is in het financieel onderhandelaarsakkoord overeengekomen in de huidige kabinetsperiode nog geen sancties op te leggen bij overschrijding van de EMU-norm. Deze ruimte dient te worden aangegrepen om een prioriteitenstelling binnen de investeringswensen aan te brengen en deze vervolgens af te zetten tegen de beschikbare structurele ruimte in de exploitatie.

Samen met het bij elke jaarrekening doorlopen van ‘openstaande’ investeringskredieten op hun wenselijkheid en het voor maximaal 2 jaar aanhouden van de kredieten, zorgt het investeringsplafond voor een verdere afname van het investeringsvolume waarmee overschrijdingen van de EMU-norm minder waarschijnlijk worden.
Hoewel in eerste instantie ingegeven om de toekomstige exploitatie niet te rigide te laten worden door een steeds groter wordende en nauwelijks te beïnvloeden afschrijvingslast, gaat van het ingestelde investeringsplafond een positieve invloed uit op het EMU-saldo.

Het investeringsplafond kan dus gezien worden als een van de maatregelen die de gemeente na deze kabinetsperiode bij dreigende overschrijding van de referentiewaarde dient te nemen, nl. het prioriteren en temporiseren van investeringen.


Berekening renteresultaat 2018

a.

Externe rentelasten over de lange en korte financiering

757.771

b.

Externe rentebaten

262.915

-

Totaal door te rekenen externe rente

494.856

c1.

Rente toe te rekenen aan grondexploitaties

194.601

-

c2.

Rente projectfinanciering toe te rekenen aan taakveld

0

-

c3.

Rentebaten van doorverstrekte leningen indien daar

0

+

projectfinanciering voor is aangetrokken

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

300.255

d1.

Rente over eigen vermogen

0

+

d2.

Rente over voorzieningen

16.784

+

Aan taakvelden toe te rekenen rente

317.040

e.

Werkelijke aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag)

624.572

-

f.

Renteresultaat op het taakveld Treasury

-307.533


Berekening omslagrente 2018

De aan de taakvelden toe te rekenen rente bedraagt € 317.040. Afgezet tegen een boekwaarde van de geactiveerde investeringen van ca. € 61,2 mln. resulteert een naar boven afgeronde omslagrente van 1,0%.

Kasstroomoverzicht (Staat van herkomst en besteding der middelen)

Bedragen x € 1.000

Begroting 2018

Toename:

Stortingen in reserves

130

Stortingen in voorzieningen

2.132

Afschrijvingen

2.331

Aflossingen verstrekte geldleningen

501

Afname voorraad bouwgrondexploitatie

5.752

totale toename

10.845

Afname:

Netto investeringen

-4.000

Afname overlopende passiva

-28

Beschikking over reserves

-2.084

Beschikking over voorzieningen

-1.469

totale afname

-7.582

Mutatie liquide middelen

3.263


De toename van de liquide middelen van € 3,263 mln. wordt ingezet voor de vermindering van het beroep op de rekening courant-faciliteit bij de huisbankier en een (per saldo) reductie van de aangetrokken lange financiering (zie geprognosticeerde balans).
Dit kasstroomoverzicht is gebaseerd op de geprognosticeerde balans zoals eerder gepresenteerd in deze financieringsparagraaf. Daarin wordt een voorschot genomen op de verwachte onderuitputting van € 7,8 mln. op de realisering van de investeringen aan het eind van 2017 en de daaruit voortvloeiende wijziging van de afschrijvingen. Daarnaast is in de geprognosticeerde balans het verwachte positieve begrotingssaldo na dekking niet opgenomen.